Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:210:2025:3 Digitale educatieve informatie

Aanleiding

Casus X

X exploiteert een online leeromgeving waarop tegen vergoeding toegang tot online modules (e-learnings) wordt verstrekt binnen het kader van een beroep. Elke module is gericht op een bepaald kennisonderdeel dat de student nodig heeft om het beroep uit te gaan oefenen. Een module bestaat onder meer uit video’s, interactief oefenmateriaal en toetsen. Studenten ontvangen bij het behalen van modules certificaten van X. De modules die X aanbiedt vormen bij elkaar een volledige opleiding tot het beroep.

X is samenwerkingen aangegaan met een aantal hogescholen en ROC’s, waarbij de modules van X worden opgenomen in het lesprogramma van de onderwijsinstelling. Daarnaast worden de modules van X gekocht door bedrijven actief in het betreffende vakgebied voor de opleiding van hun medewerkers.

Casus Y

Onderwijsinstelling Y exploiteert een online leeromgeving waarop tegen vergoeding toegang tot online modules (e-learnings) wordt verstrekt. De modules zien met name op de persoonlijke ontwikkeling van werknemers van bedrijven en instellingen. De modules worden voor ongeveer 1/3e afgenomen door onderwijsinstellingen en voor 2/3e door bedrijven en (overheids-) instellingen ten behoeve van personeelsontwikkeling.

Casus Z

Z exploiteert een online leeromgeving waarop tegen vergoeding toegang tot online modules (e-learnings) wordt verstrekt. De online leeromgeving is gericht op basis- en middelbare scholieren en biedt lesstof, uitlegvideo’s, oefenopgaven en meer aan. De pakketten worden nagenoeg uitsluitend afgenomen door basisscholen en middelbare scholen, welke de modules opnemen in het lesprogramma.

Vraag

Kwalificeren de door X, Y en Z aangeboden modules als digitale educatieve informatie die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zijn bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs in de zin van post b.21 in verbinding met post a.30 van Tabel I, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)?

Antwoord

Enkel de modules die Z aanbiedt kunnen worden aangemerkt als digitale educatieve informatie die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zijn bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs in de zin van post b.21 in verbinding met post a.30 van Tabel I, behorende bij de Wet OB 1968.

Beschouwing

De modules die X aanbiedt kwalificeren niet als digitale educatieve informatie als bedoeld in post b.21. Er is sprake van een (nagenoeg) compleet op zichzelf staande interactieve cursus of opleiding inclusief afsluitende toetsen.

De modules die Y aanbiedt kwalificeren niet als digitale educatieve informatie als bedoeld in post b.21. Deze modules zijn niet kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs.

De modules die Z aanbiedt kwalificeren als digitale educatieve informatie als bedoeld in post b.21. Deze modules zijn kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs.

Op grond van post b.21, van de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel I valt het langs elektronische weg leveren of uitlenen van uitgaven als bedoeld in post a.30 onder het verlaagde tarief. Volgens tabelpost a.30 valt onder het verlaagde tarief:

‘‘Boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven.’’

In de toelichting op Tabel I, post b.21, behorende bij de Wet OB 1968 (besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2024, Stcrt. 2024, 41782) (hierna Toelichting Tabel I) staat over digitale educatieve informatie:

‘‘Overeenkomstig het huidige toepassingsbereik van post a 30 kan het verlaagde btw-tarief ook van toepassing zijn op langs elektronische weg geleverde digitale educatieve informatie onder de voorwaarde dat deze informatie kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs (het ‘onderwijscriterium’, zie punt 2, onderdeel 3 bij post a 30 in dit besluit).’’

In de Toelichting Tabel I op tabelpost a.30 staat over digitale educatieve informatie onder andere:

‘‘(…) De functionaliteit van digitale educatieve informatie kan méér omvattend zijn dan die van (alleen) digitale boeken.’’

en;

‘‘Als noodzakelijke voorwaarde voor toepassing van het verlaagde btw-tarief geldt dat het product is/wordt voorgeschreven door een onderwijsinstelling (zie punt 6). Op verzoek moet de uitgever van het product aannemelijk maken dat het product is/wordt ontwikkeld voor de onderwijsmarkt. Hiermee wordt bedoeld dat het product (nagenoeg) uitsluitend is ontwikkeld met het oog op opname in lespakketten van onderwijsinstellingen. Dit zal onder meer kunnen blijken uit zaken als gepleegd marktonderzoek en marketing. ‘Nagenoeg uitsluitend’ betekent voor minstens 90%. Dat criterium heeft hier betrekking op ‘bestemd voor’ en niet op het daadwerkelijke gebruik voor informatieoverdracht in het onderwijs. Dit impliceert dat de digitale educatieve informatie op fysieke dragers op zeer beperkte schaal ook aan anderen tegen het verlaagde btw-tarief kan worden geleverd. Daarbij kan worden gedacht aan de levering van een digitaal educatief product op een fysieke drager, dat is/wordt voorgeschreven door een onderwijsinstelling, aan de ouders van leerlingen bijvoorbeeld om zo samen met hun kind(eren) te kunnen oefenen.’’

De tabelposten moeten, als uitzondering op de hoofdregel dat leveringen en diensten belast zijn tegen het algemene tarief, beperkt worden uitgelegd. Digitale educatieve informatie bestemd voor informatieoverdracht binnen het onderwijs moet, gezien de achtergrond van de uitbreiding van post a.30, zoveel mogelijk worden uitgelegd binnen de context van het begrip boeken.

Uit de toelichting op tabelpost a.30 volgt dat digitale leermiddelen met meer functionaliteiten dan die van (alleen) digitale boeken onder het verlaagde tarief kunnen vallen. Ook hieruit kan worden opgemaakt dat sprake moet zijn van een zekere vergelijkbaarheid met een boek, maar dat aanvullende functionaliteiten niet in de weg hoeven te staan aan toepassing van het verlaagde tarief. Er moet wel sprake zijn van een product dat in het verlengde ligt van school- en studieboeken.

Bij de modules die X aanbiedt is geen sprake van digitale educatieve informatie bestemd om op te nemen in een onderwijsprogramma, maar van een (nagenoeg) compleet op zichzelf staande interactieve cursus of opleiding inclusief afsluitende toetsen. Dergelijke interactieve cursussen, trainingen en opleidingen zijn veel meer omvattend dan digitale educatieve informatie die bestemd is voor informatieoverdracht in het onderwijs zoals bedoeld in de tabelpost.

De modules die Y en Z aanbieden kwalificeren als digitale educatieve informatie.

Wanneer sprake is van digitale educatieve informatie moet nog worden vastgesteld of de digitale educatieve informatie ook uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs. Hiervan is sprake wanneer het product is ontwikkeld voor de onderwijsmarkt, dus met het oog op opname in lespakketten van onderwijsinstellingen. Bij deze beoordeling is onder meer de aard en inhoud van het product, de marketing en de doelgroep relevant. Dat betekent dat zowel de inhoud van het product als de wijze waarop het wordt aangeboden en aan welke doelgroep moet worden meegenomen in de beoordeling of sprake is van digitale educatieve informatie uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs.

Y biedt de modules niet specifiek aan aan onderwijsinstellingen. De modules zien met name op de persoonlijke ontwikkeling van werknemers van bedrijven en instellingen. De modules worden voor ongeveer 1/3e afgenomen door onderwijsinstellingen en voor 2/3e door bedrijven en (overheids-)instellingen ten behoeve van personeelsontwikkeling. Dat Y zelf (ook) een onderwijsinstelling is, is niet relevant. Er moet sprake zijn van een product dat is bedoeld om door een andere onderwijsinstelling te worden opgenomen in lespakketten.

Z biedt de modules specifiek aan aan onderwijsinstellingen. De inhoud is bovendien specifiek gericht op opname in de lespakketten van onderwijsinstellingen.

Deel deze pagina