KG:210:2025:8 Btw-gevolgen omzetting van aardgas naar elektriciteit
Publicatiedatum 01-05-2025, 13:29 | Laatste update 01-05-2025, 13:30 |
Aanleiding
X en Y sluiten een (tolling)overeenkomst om aardgas om te zetten in elektriciteit. Ten behoeve van de omzetting stelt X aardgas ter beschikking aan Y. Y betaalt geen vergoeding aan X voor het aardgas. Y ontvangt van X een vaste vergoeding voor de gehele duur van de overeenkomst en een vergoeding per opgewekte MWh netto elektriciteit. De totale vergoeding die X betaalt aan Y is aanzienlijk lager dan een gebruikelijke marktvergoeding voor de opgewekte elektriciteit.
X behoudt de eigendom van het aardgas tot het moment dat het is omgezet en heeft direct na het genereren van de elektriciteit de eigendom van alle gegenereerde netto elektriciteit. De omzetting komt voor rekening en risico van X.
Bij het proces in de elektriciteitscentrale van Y wordt het aardgas in een ketel verstookt om water om te zetten in stoom. De stoom drijft de turbine aan die elektriciteit opwekt. Zowel het aardgas als de stoom gaan derhalve teniet bij het opwekken van de elektriciteit.
Vraag
Vormen de overdracht van het aardgas door X aan Y en de overdracht van de opgewekte elektriciteit van Y aan X leveringen in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)?
Antwoord
Nee, de overdracht van het aardgas door X aan Y en de overdracht van de opgewekte elektriciteit van Y aan X vormen geen leveringen in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet OB 1968.
Beschouwing
De overdracht van het aardgas door X aan Y en de overdracht van de opgewekte elektriciteit van Y aan X vormen geen leveringen, want in het kader van deze specifieke feiten en omstandigheden vindt over en weer geen overdracht plaats van de macht om als eigenaar te beschikken. Dat het aardgas bij het opwekken van elektriciteit tenietgaat, maakt dat niet anders. De prestatie van Y moet worden aangemerkt als een dienst.
Op grond van artikel 1, onderdeel a, Wet OB 1968 wordt omzetbelasting geheven ter zake van leveringen van goederen en diensten welke onder bezwarende titel worden verricht.
Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet OB 1968 kwalificeert als levering van een goed:
”de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar te beschikken over een goed;
(…)”
Wat onder het begrip goederen valt, wordt gedefinieerd in artikel 3, zevende lid, Wet OB 1968:
”Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede elektriciteit, aardgas, warmte of koude en dergelijke.”
In artikel 4, eerste lid, Wet OB 1968 is opgenomen:
”Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel
3.”
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) verwijst het begrip ‘levering van een goed’ niet naar de eigendomsoverdracht in de door het toepasselijke nationale recht voorziene vormen, maar strekt dit begrip zich uit tot elke handeling houdende overdracht van een lichamelijke zaak door een partij, die de andere partij in staat stelt daadwerkelijk daarover te beschikken als ware zij eigenaar van die zaak (zie o.a. HvJ EU 8 februari 1990, C-320/88 (Safe), ECLI:EU:C:1990:61).
De overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken brengt bovendien met zich mee dat de partij waaraan die macht is overgedragen de mogelijkheid heeft om besluiten te nemen die de rechtstoestand van het betrokken goed kunnen beïnvloeden, waaronder met name het besluit om het goed te verkopen (HvJ EU 23 april 2020, C-401/18 (Herst s.r.o.), ECLI:EU:C:2020:295). De macht om als een eigenaar over een goed te beschikken moet, volgens het HvJ EU, derhalve worden opgevat als het hebben van de mogelijkheid om te beslissen hoe of waarvoor het goed moet worden gebruikt.
Y heeft zich uitsluitend verplicht om het aardgas om te zetten in elektriciteit. X heeft een eigendomsvoorbehoud en wordt daarmee direct eigenaar van de opgewekte elektriciteit. Y heeft op geen enkel moment de mogelijkheid om besluiten te nemen die de rechtstoestand van het aardgas of de opgewekte elektriciteit kunnen beïnvloeden, anders dan noodzakelijk is om aan de overeengekomen verplichting tot het opwekken van elektriciteit te kunnen voldoen.