KG:211:2024:14 Overheidstakenvrijstelling. Slagboomparkeren
Publicatiedatum 15-10-2024, 15:05 | Laatste update 15-10-2024, 15:05 |
Aanleiding
Een gemeente exploiteert een parkeerterrein welke is afgesloten met een slagboom die dient ter verzekering van betaling van het parkeergeld. De gemeente bepaalt het beleid op het parkeerterrein. De parkeertarieven zijn opgenomen in de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen. Binnen een paar honderd meter van het parkeerterrein van de gemeente ligt een parkeergarage met slagboom van een private partij. Deze private partij biedt in de parkeergarage evenals de gemeente op het parkeerterrein met slagboom 24 uur per dag en 7 dagen per week parkeergelegenheid.
Vraag
Is de overheidstakenvrijstelling van artikel 8e, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: overheidstakenvrijstelling) van toepassing op het voordeel afkomstig uit de exploitatie van het parkeerterrein met slagboom?
Antwoord
Nee, de overheidstakenvrijstelling is niet van toepassing op het voordeel afkomstig uit het exploiteren van het parkeerterrein dat is afgesloten met een slagboom ter verzekering van betaling van parkeergeld. Er wordt feitelijk in concurrentie getreden met private partijen. De vraag of sprake is van een overheidstaak hoeft daarom niet beantwoord te worden.
Beschouwing
Bij de beantwoording van de vraag wordt ervan uitgegaan dat vastgesteld is dat de gemeente met de activiteit ‘het gelegenheid geven tot parkeren op het betreffende parkeerterrein met slagboom’, een onderneming drijft in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969).
Wettelijk kader
In artikel 8e, eerste lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 is een vrijstelling opgenomen voor voordelen afkomstig uit een ondernemingsactiviteit van een publiekrechtelijke rechtspersoon. Deze vrijstelling kent twee cumulatieve voorwaarden:
- Er moet sprake zijn van activiteiten verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of een publiekrechtelijke bevoegdheid van de publiekrechtelijke rechtspersoon, en;
- Met deze activiteit mag niet in concurrentie worden getreden met ondernemingen gedreven door natuurlijke personen dan wel door lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e, Wet Vpb 1969.
Beoordeling
Overheidstaak of publiekrechtelijke bevoegdheid
Eerste voorwaarde voor toepassing van de overheidstakenvrijstelling is dat sprake moet zijn van een activiteit verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of publiekrechtelijke bevoegdheid. In de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2014/15, 34003, nr. 3, p. 18-19) wordt als volgt invulling gegeven aan de begrippen overheidstaak en publiekrechtelijke bevoegdheid:
“Of sprake is van een overheidstaak of een publiekrechtelijke bevoegdheid is niet altijd duidelijk. Indien een taak bij (Grond)wet is opgelegd, is in ieder geval sprake van een overheidstaak. Verder kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat sprake is van een overheidstaak als er voor de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt gehandeld «als overheid» (omgekeerd hoeft dat overigens niet het geval te zijn). Ter illustratie kunnen de volgende voorbeelden van publieke taken genoemd worden: brandweer, politie en luchtverkeersleiding.
Tussen enerzijds kort gezegd de (uitoefening van) wettelijke taken en anderzijds de evident commerciële activiteiten, zijn er andere activiteiten die lastiger te duiden zijn. Zo kan het voorkomen dat een gemeente het aanbieden van een bepaalde dienst tot haar taak rekent omdat de private markt deze dienst niet aanbiedt en de gemeente het van belang vindt dat de betreffende dienst wel wordt aangeboden. (…)”
In de parlementaire geschiedenis is aangegeven dat er sprake is van een open norm (Kamerstukken II 2014/2015, 34003, nr. 3, p. 19):
“Bij dit wetsvoorstel is er bewust voor gekozen geen limitatieve lijst met overheidstaken / publiekrechtelijke bevoegdheden op te nemen. Het gaat om een open norm die in de praktijk zal moeten worden ingevuld. Voordeel van deze open norm is dat de wet de ruimte laat om bij de toepassing rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het betreffende geval. Een ander voordeel is dat de toepassing van de wet kan meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen. Het nadeel hiervan is dat het hanteren van een open norm tot rechtsonzekerheid kan leiden voor de betreffende belastingplichtigen.”
Uit de voorgaande passages blijkt dat in ieder geval sprake is van een overheidstaak of een publiekrechtelijke bevoegdheid als:
- deze bij (Grond)wet is opgelegd; en/of
- er voor de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt gehandeld ‘als overheid’ (geldt enkel voor publiekrechtelijke lichamen).
Publiekrechtelijke lichamen worden voor het zogenoemde slagboomparkeren als btw-ondernemer aangemerkt (zie artikel 3 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 en het besluit van 24 december 2020, Stcrt. 2020, 62965).
Of in casu de overheidstakenvrijstelling van toepassing is hangt af van de feiten en omstandigheden. Het antwoord op deze vraag kan hier evenwel in het midden blijven, gelet op hetgeen hierna wordt besproken.
Concurrentie
Tweede voorwaarde voor toepassing van de overheidstakenvrijstelling is dat met de activiteit verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of van een publiekrechtelijke bevoegdheid niet in concurrentie wordt getreden met private partijen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het hierbij gaat om feitelijke concurrentie (Kamerstukken II 2014/15, 34003, nr. 6, p. 24). Indien een publiekrechtelijke rechtspersoon werkzaamheden verricht ten koste van het debiet van private ondernemingen wordt concurrentie aangenomen (Kamerstukken II 2014/15, 34003, nr. 3, p. 13). Een parkeerterrein van een gemeente, dat is afgesloten met een slagboom die dient ter verzekering van betaling, is vergelijkbaar met parkeergarages en parkeerterreinen van private partijen die eveneens zijn afgesloten met slagbomen die dienen ter verzekering van betaling. In casu is nabij het parkeerterrein met slagboom van de gemeente een parkeergarage met slagboom van een private partij gelegen. Beide partijen bieden 24 uur per dag en 7 dagen in de week parkeergelegenheid. De werkzaamheden van de gemeente gaan daarmee ten koste van het debiet van een private onderneming, waardoor sprake is van feitelijke concurrentie.
Conclusie
Het voordeel behaald met de exploitatie van een parkeerterrein dat is afgesloten met een slagboom is in casu niet van de vennootschapsbelasting vrijgesteld. De overheidstakenvrijstelling is niet van toepassing omdat in concurrentie wordt getreden met private partijen. De vraag of sprake is van een overheidstaak hoeft daarom niet beantwoord te worden.