Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:212:2022:3 Toepassing artikel 3.62 Wet IB 2001 bij de overdracht aan minderjarige kinderen

Aanleiding

Erflater (ouder 1) exploiteerde voor gezamenlijke rekening en risico een onderneming met ouder 2. Bij testament heeft ouder 1 de twee minderjarige kinderen benoemd tot erfgenamen in de nalatenschap waarbij ouder 2 tevens is uitgesloten als erfgenaam. In het testament is tevens bepaald dat de vruchten aan de minderjarige kinderen toekomen. In de aangifte inkomstenbelasting wordt namens deze kinderen een beroep gedaan op de doorschuiffaciliteit van artikel 3.62 Wet IB 2001. Door de Rechtbank is een beschikking afgegeven waarin ouder 2 als bewindvoerder wordt aangesteld om namens de kinderen de onderneming voort te zetten.

Vraag

Kan de doorschuiffaciliteit van artikel 3.62 Wet IB 2001 worden toegepast?

Antwoord

Ja.

Beschouwing

Artikel 3.58 Wet IB 2001 bepaalt dat de onderneming door het overlijden van ouder 1 gestaakt wordt en wordt overgedragen aan degene aan wie het krachtens erfrecht toekomt tegen de waarde in het economische verkeer.

In artikel 3.62 Wet IB 2001 is echter een doorschuifbepaling opgenomen bij staking door overlijden. Artikel 3.62 Wet IB 2001 is alleen van toepassing indien de opvolgers de onderneming rechtstreeks voortzetten. In artikel 3.62 Wet IB 2001 is, in tegenstelling tot artikel 3.63 Wet IB 2001, niet de eis opgenomen dat moet worden voortgezet door een ‘echte’ ondernemer. Er wordt slechts gesproken over het rechtstreeks voortzetten.

Artikel 3.62 Wet IB 2001 geeft ruimte om de doorschuifregeling ook toe te passen  indien de minderjarige kinderen als medegerechtigde zijn aan te merken. In artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 is een uitbreiding opgenomen van het begrip belastbare winst uit onderneming.

Ten overvloede

Voor de Successiewet is van belang of de minderjarige kinderen als ondernemer of als medegerechtigde zijn aan te merken voor de inkomstenbelasting. In artikel 35c, tweede lid, Successiewet 1956 staat namelijk dat het eerste lid, onderdeel b met betrekking tot een medegerechtigdheid alleen van toepassing is voor zover dit een medegerechtigdheid betreft die een rechtstreekse voortzetting vormt van een eerder door de erflater gedreven onderneming en de medegerechtigdheid wordt verkregen door een persoon die reeds beherend vennoot is van de onderneming waarop de medegerechtigdheid betrekking heeft, dan wel enig aandeelhouder is van een vennootschap die reeds een zodanig beherend vennoot is.

In artikel 3.4 Wet IB 2001 zijn de criteria voor het ondernemerschap opgenomen. Relevant is voor wiens rekening de onderneming wordt gedreven en wie er rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Er is geen sprake van een vereiste dat arbeid moet worden verricht door de ondernemer of iets dergelijks. Een ondernemer kan ook iemand in dienst hebben die alle werkzaamheden verricht. Er dient te worden getoetst of de minderjarige kinderen aan deze criteria van artikel 3.4 Wet IB 2001 voldoen.

Uit de jurisprudentie volgt dat minderjarigheid het ondernemerschap in ieder geval niet in de weg staat (Hoge Raad 21 november 1956, ECLI:NL:HR:1956:AY1505). De onderneming is nagelaten aan de minderjarige kinderen. De onderneming wordt door ouder 2, als bewindvoerder, namens de kinderen voortgezet. In het testament is tevens bepaald dat de vruchten aan de minderjarige kinderen toekomen. Op grond van artikel 2.15 Wet IB 2001 blijft de bedrijfsopbrengst winst van de minderjarige kinderen. Met een mogelijk wettelijk vruchtgenot van de ouder op het vermogen van een minderjarig kind wordt geen rekening gehouden. In de gegeven casus kan geconcludeerd worden dat de onderneming voor rekening van de kinderen wordt gedreven en dat zij rechtstreeks verbonden worden voor verbintenissen betreffende die onderneming zodat zij als ondernemers zijn aan te merken.

Als sprake zou zijn geweest van kwalificatie als medegerechtigde dan zouden de minderjarige kinderen niet in aanmerking komen voor de bedrijfopvolgingsregeling van artikel 35b Successiewet 1956 omdat zij niet eerder als beherend vennoot deelnamen.

Deel deze pagina