Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:212:2024:5 Toepassing vervreemdingsverbod aandelen bij een geruisloze omzetting in een bv

Aanleiding

X is voornemens zijn voor eigen rekening en risico gedreven onderneming met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) geruisloos in te brengen een besloten vennootschap (hierna: bv). Op 25 september 2023 tekent X hiertoe een intentieverklaring waarin is opgenomen dat de inbreng van den onderneming zal terugwerken naar 1 januari 2023. Op 1 februari 2024 vindt de civielrechtelijke oprichting van de bv en inbreng van de onderneming plaats.

Vraag

Welk aanvangstijdstip geldt voor de toepassing van de eerste standaardvoorwaarde opgenomen in het Besluit geruisloze omzetting, Stcrt. 2010, 10512?

Antwoord

Als aanvangstijdstip geldt de civielrechtelijke oprichtingsdatum van de bv, te weten 1 februari 2024. Pas bij oprichting is sprake van inbreng van een onderneming. Bovendien zijn er pas vanaf dat moment aandelen die vervreemd zouden kunnen worden.

Beschouwing

De eerste standaardvoorwaarde luidt:

“Indien de belastingplichtige aandelen in de vennootschap vervreemdt binnen drie jaren na de inbreng van de onderneming in de vennootschap, wordt de inbreng geacht onderdeel uit te maken van een geheel van rechtshandelingen gericht op de overdracht van de onderneming, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.”

In de toelichting op deze standaardvoorwaarde wordt met zoveel woorden gezegd dat het gaat om de periode vanaf de totstandkoming van de vennootschap en de inbreng van de onderneming. Dit kan niet anders gelezen worden dan dat dit het moment is waarop de notariële oprichtingsakte van de vennootschap bij de notaris passeert. Daar komt bij dat vervreemding van aandelen in beginsel ook pas mogelijk is nadat er daadwerkelijk aandelen zijn uitgegeven. Die uitgifte vindt pas bij oprichting plaats.

In paragraaf 12.3.1 staat vermeld dat onder inbreng van een onderneming dient te worden verstaan de eigendomsoverdracht van de bestanddelen van het ondernemingsvermogen. Ook dit pleit ervoor aan te sluiten bij de civielrechtelijke levering.

De onder paragraaf 12.1.2 geboden mogelijkheid van een terugwerkende kracht met ingang van de eerste dag van het op het laatste volledige boekjaar volgende boekjaar doet daar niets aan af.

Deel deze pagina