KG:213:2025:11 Kwalificatie negatieve kapitaalrekening personenvennootschap
Publicatiedatum 19-11-2025, 16:22 | Laatste update 19-11-2025, 16:22 |
Aanleiding
Stille maatschap X is aangegaan voor een duur van hooguit vier jaar en bestaat uit X BV en maximaal negentig participanten. De maatschap is aangegaan met als doel een werk te produceren en exploiteren. X BV is belast met het bestuur en beheer van de maatschap. De participanten verkrijgen tegen een storting van een bepaald bedrag een participatie in de maatschap. Het is niet in geschil dat de participanten kwalificeren als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Het staat vast dat de participanten en X BV onafhankelijke derden van elkaar zijn.
In de maatschapsovereenkomst is onder andere opgenomen dat een participant naar rato van de participatie aansprakelijk is jegens de maatschap. Tevens is opgenomen dat een participant naar rato van het aantal participanten aansprakelijk is jegens derden voor verplichtingen van de maatschap; hierbij kan de aansprakelijkheid het gestorte bedrag te boven gaan. Voorts is opgenomen dat bij uittreding een participant is gerechtigd tot het saldo van zijn kapitaalrekening op de datum van uittreding. Dit saldo is betaalbaar op de dag dat de maatschap in haar geheel is beëindigd. De kosten en afschrijvingen van het werk worden voor 90% toegerekend aan de participanten en voor 10% aan X BV. Verder is opgenomen dat de maatschap van rechtswege is opgeheven door o.a. vervreemding van het werk door X BV en dat X BV zorg draagt voor vereffening van de maatschap en daarvan rekening en verantwoording aan de participanten aflegt.
De maatschap heeft in totaal een negatief resultaat behaald van € 10.000.000. Dit verlies is conform de maatschapsovereenkomst nagenoeg geheel aan de participanten toegerekend. Na afloop van vier jaar is het werk door X BV vervreemd met een waarde van nihil en daarmee is de maatschap conform de maatschapsovereenkomst beëindigd. De eindbalans bevat na vereffening een negatief kapitaalsaldo van de participanten van € 1.000.000 en een positief kapitaalsaldo van X BV van € 1.000.000. De participanten hebben het negatieve kapitaalsaldo niet aangezuiverd. Voorts staat vast dat X BV haar positieve kapitaalsaldo niet zal opeisen. Met andere woorden, de maten verlangen na opheffing en vereffening van de maatschap niks meer van elkaar.
Vragen
1. Moeten de participanten bij beëindiging van de maatschap fiscaal gezien verplicht winst nemen voor het bedrag van het negatief kapitaal?
2. Is de kwijtscheldingswinstvrijstelling (artikel 3.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) van toepassing voor de participanten?
Antwoord
1. Ja, de participanten zijn verplicht winst te nemen nu vaststaat dat zij het negatief kapitaalsaldo niet hoeven aan te zuiveren.
2. De kwijtscheldingswinstvrijstelling is niet van toepassing indien er voldoende betalingscapaciteit bij de individuele participant aanwezig is, omdat er in zoverre geen sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten.
Beschouwing
Ten aanzien van vraag 1
Het negatief kapitaalsaldo van de participanten is ontstaan door de toerekening van de jaarlijkse verliezen van de maatschap aan de participanten. Het negatieve kapitaalsaldo kan fiscaal worden gezien als een schuld van de participanten aan het maatschapsvermogen, terwijl X BV een vordering heeft op het maatschapsvermogen. Dit volgt onder andere uit Hof Amsterdam 13 september 1989, ECLI:NL:GHAMS:1989:BG8494 (niet gepubliceerd) waarin het Hof de vennoot met een positief kapitaal ten opzichte van de vennoot met een negatief kapitaal aanduidt als crediteur. Het Hof overweegt:
“In de vennootschappelijke verhouding tussen belanghebbende en Y is de laatste te zien als de crediteur en zijn rechten waren niet voor verwezenlijking vatbaar.”
Daarnaast volgt het bovenstaande ook uit Hoge Raad 16 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2132:
“2.3.4. Aangezien de Inspecteur het tegendeel niet heeft gesteld, moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat de onderlinge rechtsbetrekkingen tussen de vennoten in de Vof op zakelijke gronden berustten. Onder die omstandigheden vloeit een vordering uit hoofde van de verplichting van een uittredende vennoot tot aanzuivering van het negatieve kapitaal rechtstreeks voort uit de - zakelijke - vennootschappelijke verhoudingen.”
De schuld en vordering behoren aldus voor de participanten tot hun ondernemingsvermogen. Bij beëindiging van de maatschap zijn de participanten in beginsel verplicht het negatieve kapitaalsaldo aan te zuiveren (zie in gelijke zin Mr. Dr. M.L.M. van Kempen, Personenvennootschappen (FM nr. 179), paragraaf 6.4.5.).
Nu X BV bij de vereffening van de maatschap heeft besloten dat het negatief kapitaalsaldo van de participanten niet hoeft te worden aangezuiverd, ontstaat een definitieve vermogensverschuiving van X BV naar de participanten. Dit leidt bij de participanten tot een voordeel welke op grond van artikel 3.8 van de Wet IB 2001) belast is als winst uit onderneming.
Ten aanzien van vraag 2
Bij de ontbinding en vereffening van de maatschap is komen vast te staan dat X BV haar vordering op de participanten niet gaat innen. Voor de participanten staat daarmee vast dat zij hun schuld, die behoort tot hun ondernemingsvermogen, niet hoeven te voldoen. De kwijtschelding van deze schuld vormt op grond van artikel 3.8 Wet IB 2001 voor de participanten een belast ondernemingsresultaat. De kwijtscheldingswinst kan mogelijk wel zijn vrijgesteld op grond van artikel 3.13 Wet IB 2001. Het moet dan gaan om
“voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten”.
Hiervan is volgens de Hoge Raad sprake indien:
“een redelijk oordelende en zakelijk handelende crediteur op grond van de ten tijde van de kwijtschelding bestaande feiten en omstandigheden, zoals deze voor hem kenbaar konden zijn, tot het oordeel moest komen dat pogingen tot inning of verhaal vruchteloos zouden blijven of tot naar maatschappelijke opvattingen onaanvaardbare gevolgen zouden leiden”
(Hoge Raad 5 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1600).
Indien blijkt dat voldoende betalingscapaciteit bij de individuele participanten aanwezig is, dan zijn de voordelen verkregen door het prijsgeven niet vrijgesteld.