KG:213:2025:3 Fiscale verwerking positieve afkoopsom forward starting swap
Publicatiedatum 13-05-2025, 15:32 | Laatste update 13-05-2025, 15:32 |
Aanleiding
Belastingplichtige laat op enig moment een onroerende zaak bouwen. Twee jaar later is de onroerende zaak gereed en wordt deze door belastingplichtige overgedragen aan een derde partij en door middel van een sale-en-lease-backovereenkomst wordt de onroerende zaak geleased van deze derde partij. Er is sprake van financial lease. De financial-leaseovereenkomst loopt tien jaar.
Om het renterisico op de financial lease af te dekken sluit belastingplichtige reeds bij aanvang van de bouw een forward starting swap (hierna: FSS) af.
De FSS is in beginsel een financieel instrument om in de toekomst een vooraf afgesproken rente te ruilen tegen een variabele rente. De FSS heeft een overeengekomen toekomstige startdatum. Vanaf startdatum wordt op basis van een vooraf overeengekomen hoofdsom een variabele rente ontvangen en een vaste rente (welke wordt overeengekomen bij het afsluiten van de FSS) betaald.
Bij het afsluiten van de FSS heeft belastingplichtige de startdatum geprobeerd gelijk te stellen aan de ingangsdatum van de financial-leaseovereenkomst. Ook de looptijd van de FSS wenst belastingplichtige gelijk te stellen aan de looptijd van de financial-leaseovereenkomst (tien jaar). Dat geldt ook voor de nominale waarde van de FSS versus de financial-leaseverplichtingen. De financial lease heeft een lineair aflopend karakter, welke één op één is gekopieerd in de FSS.
Contractueel is overeengekomen dat de FSS beëindigd wordt op de dag waarop de FSS daadwerkelijk zou starten zodat er vroegtijdig zekerheid bestaat over de totale rentelast vanaf de start van de bouw. Dit is de reden dat er geen “margin calls” zijn overeengekomen. Belastingplichtige heeft nimmer beoogd de FSS te laten starten en gelijktijdig een interest rate swap en een lening met variabele rente te hebben.
Conform de contractuele afspraken, wordt de FSS beëindigd op de dag dat deze zou starten. Omdat de rente is gestegen heeft de FSS een positieve waarde en heeft belastingplichtige een afkoopvergoeding ontvangen (hierna: positieve afkoopsom). Het rente afhankelijke deel van de leaseverplichtingen is bij het afsluiten van de financial-leaseovereenkomst vastgezet.
Op grond van IFRS is volgens belastingplichtige sprake van een cash flow hedge en wordt hedge accounting toegepast: de positieve afkoopsom is gepassiveerd en valt vervolgens vrij gedurende de looptijd van de financial leaseovereenkomst.
Vraag
Dient de positieve afkoopsom van de FSS in het jaar van afkoop volledig als resultaat genomen te worden of mag deze positieve afkoopsom worden gepassiveerd en vervolgens vrijvallen ten gunste van de winst gedurende de looptijd van de financial lease overeenkomst?
Antwoord
De positieve afkoopsom van de FSS dient in het jaar waarin de afkoop plaatsvindt ineens tot uitdrukking te worden gebracht in de jaarwinst. Het realiteitsbeginsel en het daaronder begrepen realisatiebeginsel biedt geen ruimte over te gaan tot winstuitstel.
Beschouwing
Ontvangsten en uitgaven dienen te worden toegerekend aan de jaren waarop ze betrekking hebben. De hoofdregel is dat de winst in het jaar van realisatie tot het resultaat dient te worden gerekend. Dit volgt onder andere uit Hoge Raad 1 januari 1944, B. 7898 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl), Hoge Raad 7 juni 1961, ECLI:NL:HR:1961:AX8246, en Hoge Raad 18 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4827.
Op het moment dat aan de ontvangen tegenprestatie onzekerheden zijn verbonden van zodanige aard, is uitstel van winstneming in overeenstemming met de voorzichtigheid die volgens goed koopmansgebruik inherent is aan de winstbepaling (vgl. Hoge Raad 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9985, en Hoge Raad 17 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990:BH7228). Dit geldt ook indien de opbrengst moet worden toegerekend aan toekomstig te verrichten prestaties dan wel verplichtingen (vgl. Hoge Raad 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1499, en Hoge Raad 26 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2086). In Hoge Raad 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2098, is daarnaast geoordeeld dat winstuitstel mogelijk is voor het gedeelte van de verkoopopbrengst dat moet worden aangemerkt als een vergoeding voor door belanghebbende te lopen bepaalde risico’s. Ten slotte is in Hoge Raad 9 juni 1982, ECLI:NL:HR:1982:AW9413, geoordeeld dat winstuitstel mogelijk is bij vergoedingen die de ondernemer ontvangt als tegemoetkoming voor behoorlijk aanwijsbare, in de komende jaren ten laste van de winst uit onderneming te brengen bedrijfskosten.
Op het moment dat de FSS wordt beëindigd ontvangt belastingplichtige een positieve afkoopsom. Op het moment van afkoop wordt de winst gerealiseerd. De afkoopsom vertegenwoordigt de op het tijdstip van de afkoop ‘gefixeerde’ positieve waarde van de renteswap, waarin in elk geval de verwachte positieve kasstroom over de gehele looptijd is verdisconteerd (vgl. r.o. 5.4.2 uit Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:312). Uit het beëindigen van de FSS vloeien voor belastingplichtige geen verplichtingen of verwachtingen tot het verrichten van toekomstige prestaties voort. Daarnaast is de positieve afkoopsom geen tegemoetkoming voor hogere toekomstige en behoorlijk aanwijsbare kosten. Weliswaar wordt door belastingplichtige een hogere vaste rente betaald in de financial leaseverplichtingen, maar van een daadwerkelijk verband tussen de afkoop van de FSS en de nadien overeengekomen vaste rente op de geldlening is geen sprake. Er is dan ook geen reden om over te gaan tot uitstel van winstneming op de ontvangen positieve afkoopsom.
Daarnaast is van een swapcombinatie als in Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1721, en Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:312, geen sprake, nu er niet gelijktijdig een interest rate swap en een variabel rentende geldlening bestond. Een dergelijke swapcombinatie is door belastingplichtige bovendien nimmer beoogd. Van het beperken van het variabel renterisico is geen sprake; ook niet in de toekomst. Ook stond al bij het afsluiten van de FSS vast dat deze op startdatum zou worden beëindigd. Wat wel beoogd is, is dat er een afkoopsom zou worden betaald of ontvangen welke de contante waarde vertegenwoordigt van het renteverschil tot einde looptijd van de FSS. Een beoordeling of Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:312, analoog kan worden toegepast op de onderhavige casus, kan achterwege blijven omdat het in dat arrest uitgaven betrof die op basis van het matchingbeginsel niet direct ten laste van het resultaat van het jaar konden worden gebracht. Dit geldt ook voor Hoge Raad 22 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:469.