KG:202:2025:23 Aankoppelbare handbike en uitgaven voor specifieke zorgkosten
Publicatiedatum 07-11-2025, 14:27 | Laatste update 07-11-2025, 14:27 |
Aanleiding
Belastingplichtige is gehandicapt en heeft een elektrische aankoppelbare handbike aangeschaft. Met een aankoppelbare handbike kan een rolstoel door middel van de handen en armen voortbewegen. De aankoppelbare handbike bestaat uit een voorwiel inclusief een aandrijfmechanisme dat aan de rolstoel wordt bevestigd.
Vraag
Kwalificeert een aankoppelbare handbike als hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), waarvan de aanschafkosten in aanmerking kunnen worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten?
Antwoord
Ja, een aankoppelbare handbike kwalificeert als ander hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001. Daarnaast is de aftrekbeperking van artikel 6.17, tweede lid, onder 3⁰, Wet IB 2001, die geldt voor rolstoelen niet van toepassing op de aankoppelbare handbike. Wanneer aan de overige voorwaarden wordt voldaan, kunnen de aanschafkosten van de aankoppelbare handbike in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Beschouwing
Hulpmiddel
Artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel e, Wet IB 2001 bepaalt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven zijn die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt. In KG:202:2023:41 (Hulpmiddelen en uitgaven voor specifieke zorgkosten) wordt nader ingegaan op het hoofdzakelijkheidscriterium.
De aankoppelbare handbike voldoet aan dit criterium. Het gebruik van de aankoppelbare handbike door een gezond persoon is redelijkerwijs uit te sluiten, omdat voor het gebruik ook een rolstoel is vereist. Hiermee wordt voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001.
Aftrekbeperking voor rolstoelen
Op grond van artikel 6.17, tweede lid, onder 3⁰, Wet IB 2001 worden rolstoelen niet aangemerkt als een ander hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001. De aanschafkosten van rolstoelen zijn daarmee van aftrek uitgesloten. De achterliggende gedachte van deze aftrekbeperking is dat voor deze hulpmiddelen een aanvraag op grond van de Wmo kan worden gedaan (Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 13, p. 16-17 en 24).
De vraag is of een aankoppelbare handbike onder de aftrekbeperking voor rolstoelen valt. Een aankoppelbare handbike zelf is geen rolstoel, maar is ook niet zelfstandig bruikbaar zonder rolstoel. Het is daarentegen wel een zelfstandig voorwerp en niet een standaard onderdeel van een rolstoel. Dat de rolstoel zelf onder de aftrekbeperking valt (en daarmee niet kwalificeert als hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001) doet er niet aan af dat aanpassingen of aanvullende zaken aan de rolstoel kunnen kwalificeren als hulpmiddel als bedoeld in laatstgenoemde bepaling. Ter illustratie kan worden gewezen op de kosten om handgas in een auto te installeren, waarbij deze kosten wel in aanmerking kunnen worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten, terwijl de auto zelf op basis van het hoofdzakelijkheidscriterium niet kwalificeert als hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001).
In lijn met bovenstaande heeft Rechtbank Zeeland-West Brabant 19 februari 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:798, geoordeeld, dat de kosten van een elektrische aankoppelunit voor een rolstoel aftrekbaar zijn als uitgaven voor specifieke zorgkosten. De rechtbank oordeelt dat deze aankoppelunit geen rolstoel of scootmobiel is, zodat de uitsluiting van artikel 6.17, tweede lid, Wet IB 2001 niet van toepassing is.
Op grond van bovenstaande kwalificeert de aankoppelbare handbike niet als rolstoel. De aankoppelbare handbike valt derhalve niet onder de beperking van artikel 6.17, tweede lid, onder 3⁰, Wet IB 2001. De aftrekbeperking van artikel 6.17, tweede lid, Wet IB 2001 is daardoor niet van toepassing. De aankoppelbare handbike kwalificeert als een ander hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001.
NB: Alleen de waardeverandering die het hulpmiddel als gevolg van het gebruik in verband met ziekte of invaliditeit ondergaat (afschrijving) kan per jaar in aftrek worden gebracht. Bij de afschrijving kan over het algemeen worden uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 5 jaar en een restwaarde van 10%. Dit is anders wanneer het hulpmiddel specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast waardoor de marktwaarde na de aanpassing lager is. In die situatie kunnen de aanschafkosten in één keer in aanmerking worden genomen.
Overige voorwaarden
Ten overvloede wordt opgemerkt dat voor het in aanmerking nemen van de aanschafkosten van de aankoppelbare handbike als uitgaven voor specifieke zorgkosten ook aan de overige voorwaarden voor aftrek moet zijn voldaan. De uitgaven moeten op grond van artikel 6.1 Wet IB 2001 op de belastingplichtige drukken (er mag bijvoorbeeld geen vergoeding op grond van de Wmo of een andere regeling mogelijk zijn) en de belastingplichtige moet zich redelijkerwijs gedrongen hebben kunnen voelen tot het doen van de uitgaven. Daarnaast moeten de uitgaven ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef, Wet IB 2001, zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit van personen die behoren tot de kring van personen als bedoeld in artikel 6.16 Wet IB 2001. Voorts worden de uitgaven voor specifieke zorgkosten enkel in aanmerking genomen indien (of voor zover) geen aftrekbeperking van artikel 6.18 Wet IB 2001 van toepassing is en voor zover de uitgaven meer bedragen dan de drempel van artikel 6.20 Wet IB 2001.