KG:204:2025:22 (semi-)collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering
Publicatiedatum 09-12-2025, 17:02 | Laatste update 09-12-2025, 17:02 |
Aanleiding
Een werkgever heeft een semicollectieve overeenkomst (hierna: basisovereenkomst) gesloten met een verzekeraar. Op grond van deze overeenkomst hebben de werknemers de mogelijkheid om zich individueel en op vrijwillige basis te verzekeren tegen het risico van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Werknemers kunnen uitsluitend via de werkgever deelnemen aan de verzekering en zij die zich tijdig melden, kunnen zich zonder uitsluiting verzekeren bij de verzekeraar.
De verzekering biedt dekking tegen het risico van inkomensachteruitgang bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de daarmee samenhangende werkloosheid. In die gevallen wordt het inkomen van de werknemer aangevuld tot minimaal 70% van het verzekerde inkomen. De verzekeraar keert uit tot de AOW-leeftijd. Hij eindigt als de basisovereenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar eindigt of als het dienstverband bij de werkgever eindigt.
De basisovereenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar is geen verzekeringsovereenkomst. De werknemer is de verzekeringnemer en bezit het verzekeringsbewijs.
De premiebetaling verloopt via verrekening met het loon door de werkgever. De werknemer blijft echter uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de premiebetaling. De werkgever betaalt het gedeelte van de premie tot maximaal 0,25% van het pensioengevend salaris van werknemer. Het gedeelte van de premie dat dit percentage te boven gaat, komt voor rekening van werknemer.
Vraag
Kwalificeert de arbeidsongeschikheidsverzekering als een vrijgestelde aanspraak in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964)?
Antwoord
Nee. De werkgever vergoedt (een gedeelte van) de premie en de werknemer kan geen aanvullende rechten of prestaties ontlenen aan de basisovereenkomst dan op basis van de overeenkomst die hij zelf heeft gesloten met de verzekeraar.
Beschouwing
Wet- en regelgeving
Er kan alleen maar sprake zijn van een vrijgestelde aanspraak, als sprake is van loon in de zin van artikel 10 Wet LB 1964. De inhoud van het loonbegrip heeft zich gevormd in de jurisprudentie en laat zich samenvatten in de volgende drie voorwaarden:
- Er is sprake van genieten (voordeelseis).
- Er is voldoende causaal verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking (causaliteitseis); het voordeel moet voortvloeien uit de dienstbetrekking.
- De werkgever verstrekt het voordeel en is zich daarvan bewust (verstrekkingseis).
Op grond van artikel 10, tweede lid, Wet LB 1964 behoren “aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen” expliciet tot het loon. Voorwaarde hierbij is dat de aanspraak voldoet aan de bovengenoemde drie voorwaarden. Het begrip ‘aanspraken’ wordt verder nergens in de Wet LB 1964 of de uitvoeringsbepalingen omschreven.
Jurisprudentie
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 10, tweede lid, Wet LB 1964 gedacht aan gevallen, waarin ten behoeve van de werknemer naast de contante beloning een voorziening wordt getroffen krachtens welke hij of zijn nabestaanden aanspraken verwerven om op een toekomstig tijdstip – in het algemeen bepaald door de beëindiging van de dienstbetrekking – al dan niet onder bepaalde voorwaarden in het genot te worden gesteld van een of meer uitkeringen. Kenmerkend voor een aanspraak is verder dat de werkgever deze dekt door in eigen beheer een fonds op te bouwen of daarvoor stortingen te doen bij een derde. Zie o.a. HR 12 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4624. Zie voor een nadere toelichting op het begrip aanspraak ook KG:204:2022:8.
Het begrip ‘voorziening’ is wettelijk niet gedefinieerd. Volgens Van Dale is een voorziening een “maatregel, middel om in iets te voorzien”.
In het algemeen is een vergoeding van de premie voor een verzekering, die de werknemer zelf heeft afgesloten, geen loon in de vorm van een aanspraak (loon in natura), maar recht op loon (loon in geld). De werkgever treft in dat geval geen voorziening, die kan worden aangemerkt als een aanspraak die voortvloeit uit de dienstbetrekking (hierna: loonaanspraak); hij kent geen (juridisch afdwingbaar) recht toe op toekomstige uitkeringen aan de werknemer.
In het geval van een basisovereenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar is de polis die de werknemer afsluit, geënt op de betreffende basisovereenkomst. Als de werknemer in dat geval recht heeft op een (gedeeltelijke) vergoeding van de premie komt de vraag op of het samenstel van deze feiten toch aangemerkt kan worden als een door de werkgever toegekende loonaanspraak. In de jurisprudentie is dit een aantal keren (al dan niet zijdelings) aan de orde geweest.
- HR 1 december 1971, ECLI:NL:HR:1971:AY4111: Een werkgever sloot voor de werknemer en zijn gezin een ziektekostenverzekering af. De premie werd voor de helft door de werkgever en voor de andere helft door de werknemer gedragen. De aanspraak uit ziektekostenverzekering is voor de werknemer in zijn geheel een loonaanspraak. Hierbij maakt het niet uit door wie de kosten feitelijk worden gedragen. Zie ook HR 5 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:AA2963.
- CRvB 15 februari 1972, RSV 1972/154: Een ziektekostenregeling waarbij de personeelsleden zelf als verzekeringsnemer optreden, kan niet worden aangemerkt als een aanspraak. Dat de werkgever door het aangaan van een basisovereenkomst aan het tot stand komen van de verzekering een bijdrage heeft geleverd en medewerking verleende aan een bepaalde wijze van premie betalen, maakt niet dat sprake is van een loonaanspraak.
- HR 13 juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AX4658: Tot het begrip aanspraken behoren in elk geval de aanspraken ingevolge een door de werkgever getroffen ziektekostenregeling. Voor het aanwezig zijn van een loonaanspraak is niet vereist dat de werknemer verplicht tot een regeling toetreedt. Voorwaarde voor het bestaan van een loonaanspraak is, dat de werknemer deze in rechte geldend kan maken.
- HR 5 juni 1985, ECLI:NL:HR:1985:BH1699: Tussen een werkgever en een verzekeraar is een basisovereenkomst gesloten op grond waarvan werknemers die zich tijdig melden zonder wachttijd of uitsluiting zich tegen ziektekosten kunnen verzekeren. In dat geval biedt de werkgever een tegemoetkoming in de premie. De werkgever betaalt de totale premie bij vooruitbetaling aan de verzekeraar en treedt in de rechten van de verzekeraar (subrogatie). De werkgever is niet verplicht om de premie op de werknemer te verhalen. Er is sprake van een loonaanspraak.
- HR 25 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6118, BNB 2012/151: Uitkeringen die voortvloeien uit een door de werknemer afgesloten ongevallenverzekering behoren niet tot het loon, omdat geen sprake is van een door de werkgever toegekende loonaanspraak.
Daarnaast is in dit verband nog de volgende jurisprudentie van belang:
- Aan de verstrekkingseis wordt voldaan, als het voordeel (bewust) wordt verstrekt door de werkgever. Van derden afkomstige voordelen kunnen ook tot het loon behoren als deze in opdracht en voor rekening van de werkgever worden verstrekt of daarmee op één lijn kunnen worden gesteld. Hieronder wordt ook begrepen de situatie waarin een werkgever een voordeel ‘bedingt voor’ of ‘laat aan’ zijn werknemer. Zie o.a. HR 24 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1645 respectievelijk HR 15 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3850.
- Aan de causaliteitseis wordt voldaan, als de werkgever het voordeel toekent in zijn hoedanigheid van werkgever. Het slechts vaststellen van een verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking is niet voldoende om aan de causaliteitseis te voldoen; de leer van de ‘conditio sine qua non’ is te ruim. Het verband met de dienstbetrekking moet dus voldoende sterk zijn om het voordeel aan de dienstbetrekking te kunnen toerekenen. In het algemeen wordt aangenomen dat hiervoor het criterium van de redelijke toerekening beslissend is. Zie o.a. HR 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1050. Volgens deze leer omvat loon alle voordelen die, rekening houdende met de maatschappelijke opvattingen, geacht kunnen worden zakelijk te worden toegerekend aan de dienstbetrekking, dus met uitsluiting van wat tot de persoonlijke sfeer van de werknemer behoort.
Aanknopingspunten beoordeling
Voor het antwoord op de vraag of de werkgever een loonaanspraak toekent door een voorziening te treffen bij de verzekeraar op basis waarvan werknemer een polis afsluit gelden op grond van het bovenstaande de volgende aanknopingspunten:
- Als de werkgever (een deel van) de premie van de verzekering vergoedt, kan sprake zijn van een loonaanspraak. Niet vereist is dus dat de werkgever de gehele premie voor zijn rekening neemt. De vergoeding en de basisovereenkomst moeten wel duidelijk met elkaar zijn verbonden.
- De aanspraak moet in opdracht en voor rekening van de werkgever zijn verstrekt en zozeer met de dienstbetrekking samenhangen, dat deze als daaruit verkregen moet worden aangemerkt.
- Voor de aanwezigheid van een loonaanspraak is niet noodzakelijk dat de werknemer verplicht is om gebruik te maken van de basisovereenkomst.
- Als de enige bemoeienis van de werkgever bestaat uit de administratie en het doorgeven van de (ingehouden) premie aan de verzekeraar is geen sprake van een loonaanspraak. De werkgever fungeert dan slechts als intermediair/kassier.
- Er is geen sprake van een loonaanspraak als derden vergelijkbare voordelen kunnen verkrijgen. Voordelen (zoals een premiekorting en non-selectie) die ook kunnen worden behaald door de collectiviteit van werknemers vloeien niet voort uit de dienstbetrekking.
De kennisgroep concludeert aan de hand van de aanknopingspunten dat voor de beoordeling of sprake is van een loonaanspraak als de werknemer de verzekeringsovereenkomst afsluit, bepalend is of de werknemer rechten (prestaties) kan ontlenen aan de basisovereenkomst, andere dan op basis van de verzekeringsovereenkomst die hij zelf heeft gesloten met de verzekeraar.
Voorbeeld 1
De werkgever sluit een arbeidsongeschiktheidsverzekering af. De werkgever is de verzekeringnemer, de werknemer is de verzekerde. De werkgever is de totale premie voor de verzekering verschuldigd. De premie is afhankelijk van het aantal werknemers van de werkgever. De werkgever verhaalt de premie op zijn werknemers.
De werknemer krijgt een loonaanspraak van zijn werkgever. Dat de kosten van de verzekering aan de werknemer in rekening worden gebracht, is hierbij niet relevant.
Voorbeeld 2
De werkgever heeft een basisovereenkomst voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zijn werknemers gesloten met een verzekeraar. Werknemers hebben op basis van deze overeenkomst de mogelijkheid om bij deze verzekeraar een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. De werknemer is de verzekeringnemer, de verzekerde en hij is de premie verschuldigd. De premiebetaling verloopt via de werkgever. Als de werknemer een verzekering afsluit, ontvangt hij een tegemoetkoming in de premie van de werkgever.
De werknemer krijgt geen loonaanspraak van zijn werkgever. Het feit dat de werkgever zorgt voor de afdracht van de premie aan de verzekeraar en de premie deels vergoedt, maakt dit niet anders. De werkgever is niet veel meer dan intermediair of kassier.
Voorbeeld 3
De werkgever heeft een basisovereenkomst voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zijn werknemers gesloten met een verzekeraar. Werknemers hebben op basis van deze overeenkomst de mogelijkheid om bij deze verzekeraar een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. De werknemer is de verzekeringnemer en de verzekerde. De werkgever betaalt op grond van de basisovereenkomst de premie bij vooruitbetaling aan de verzekeraar en treedt in de rechten van de verzekeraar (subrogatie).
De werknemer krijgt een loonaanspraak van zijn werkgever. De werkgever is meer dan alleen intermediair of kassier. Problemen, bijvoorbeeld rond de premiebetaling, spelen zich af tussen werkgever en de verzekeraar. De werknemer ontleent aan de basisovereenkomst andere rechten dan op basis van de verzekeringsovereenkomst die hij zelf heeft gesloten met de verzekeraar.
Is in casu sprake van een aanspraak?
De onderhavige werkgever kent geen (juridisch afdwingbaar) recht op toekomstige uitkeringen toe aan de werknemer. Er is sprake van een door de werknemer zelf getroffen voorziening; hij is de verzekeringnemer en is verantwoordelijk voor de premiebetaling. Het feit dat de werkgever het afsluiten van deze verzekering mede mogelijk heeft gemaakt en de premie wordt betaald aan de verzekeraar via de werkgever maakt dit niet anders. De werknemer heeft weliswaar het voordeel dat hij zich zonder uitsluiting kan verzekeren, maar dat kan niet worden aangemerkt als een voordeel in opdracht en voor rekening van de werkgever. Ook het feit dat de werkgever een (gedeeltelijke) vergoeding betaalt aan de werknemer voor de premie is hiervoor niet relevant.
De werkgever kent de werknemer een vergoeding toe ter gedeeltelijke financiering van de door hem verschuldigde premie aan de verzekeraar. Deze vergoeding vormt loon in de zin van artikel 10, eerste lid, Wet LB 1964. De werkgever kan de vergoeding aanwijzen als eindheffingsbestanddeel in de zin van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet LB 1964, mits wordt voldaan aan de gebruikelijkheidseis van dat artikel.