Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2023:24 Op welke wijze kunnen verdragsvoordelen worden geclaimd ter zake van een inkoop van aandelen als het heffingsrecht over een inkoop niet aan Nederland is toegewezen op grond van het vermogenswinstartikel van dat verdrag

Aanleiding

X BV koopt aandelen in van een aantal in het buitenland wonende natuurlijke personen die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 4.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) houden in X BV. X BV houdt ter zake van de inkoop dividendbelasting in op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965). Het van toepassing zijnde belastingverdrag wijst het heffingsrecht over de inkoop echter toe aan de andere verdragsstaat. De inkoop valt onder het toepasselijke belastingverdrag en protocol namelijk niet onder het dividendartikel, maar onder het vermogenswinstartikel.

Vraag

Op welke wijze moet bij de heffing van dividendbelasting rekening worden gehouden met het feit dat Nederland geen heffingsrecht heeft over de voordelen van een inkoop van aandelen op grond van het vermogenswinstartikel van een belastingverdrag?

Antwoord

Indien het heffingsrecht over de inkoop van aandelen niet aan Nederland is toegewezen op grond van het vermogenswinstartikel van dat belastingverdrag, dan hoeft de uitkerende vennootschap geen dividendbelasting in te houden. Daarvoor is geen vergunning vereist. Indien toch inhouding van dividendbelasting heeft plaatsgevonden kan bezwaar worden aangetekend dan wel een verzoek om ambtshalve vermindering worden ingediend.

Beschouwing

Inkoop onder Wet DB

Op basis van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet DB 1965 behoort hetgeen bij een inkoop van aandelen wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal tot de opbrengst voor de dividendbelasting.

Inkoop aanmerkelijk belang aandelen onder Wet IB 2001

Artikel 4.16, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 bepaalt dat de inkoop van aandelen voor houders van een aanmerkelijk belang als vervreemding van aandelen wordt aangemerkt.

Inkoop onder verdrag

In de notitie Inhouding Dividendbelasting onder Verdragen van september 2015 van de Directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen, openbaar gemaakt via https://open.overheid.nl/documenten/e3dc036a-c90a-4aa1-acbe-550960dd247a/file, p. 31 e.v., wordt ingegaan op de kwalificatie van inkoop van aandelen onder verdragen. Zoals uiteengezet in die notitie moet eerst worden nagegaan of het belastingverdrag of het protocol bij het verdrag een bepaling kent die de inkoop van aandelen definieert. Op grond van een dergelijke bepaling worden de inkomsten uit een inkoop van aandelen veelal als inkomsten uit aandelen in de zin van het dividendartikel behandeld.

Als het verdrag de inkoop van aandelen niet definieert, wordt aangesloten bij de nationale kwalificatie. Is de dividendbelasting eindheffing, dan is het dividendartikel uit het verdrag van toepassing op de inkoop. Als de dividendbelasting geen eindheffing is, bijvoorbeeld in geval van buitenlandse belastingplicht op grond van het aanmerkelijk belang, dan wordt aangesloten bij de kwalificatie van de uiteindelijke belastingheffing (conform Hoge Raad 12 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0450). In het geval van aanmerkelijk belanghouders is dat een vervreemdingsvoordeel op grond van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Dat heeft tot gevolg dat de toewijzing van heffingsrecht onder het verdrag wordt geregeld door het vermogenswinstartikel.

Toepassing op de casus

In de voorgelegde casus kennen het toepasselijke belastingverdrag en het protocol geen bepaling die de inkoop als dividenduitkering aanmerkt. Aangezien de natuurlijke personen een aanmerkelijk belang in X BV hebben, en de dividendbelasting derhalve geen eindheffing is, kwalificeert de inkoop als een vervreemdingsvoordeel voor verdragsdoeleinden. Derhalve is het vermogenswinstartikel van toepassing op het voordeel behaald met de inkoop van de aandelen. In casu betekent dit dat het heffingsrecht over de voordelen behaald met de inkoop is toegewezen aan het woonland van de aandeelhouders en Nederland geen heffingsrecht heeft terzake van de inkoop van aandelen.

Inhouding

X BV hoeft derhalve geen dividendbelasting in te houden en af te dragen voor zover het heffingsrecht niet aan Nederland is toegewezen als gevolg van het vermogenswinstartikel. In het kennisgroepstandpunt DIV.015.024.013 (beschikbaar via https://open.overheid.nl/documenten/e3dc036a-c90a-4aa1-acbe-550960dd247a/file, p. 12-13) is reeds bevestigd dat in de hiervoor beschreven situatie geen vergunning wordt afgegeven. De afgifte van vergunningen volgt namelijk uit de uitvoeringsvoorschriften bij de verdragen en deze vormen een regeling ter uitvoering van het dividendartikel (en het interestartikel).

Indien in het geheel geen dividendbelasting verschuldigd is ter zake van de inkoop behoeft evenmin aangifte dividendbelasting gedaan te worden, zie KG:024:2022:13.

Bezwaar

Indien Nederland, zoals in de voorgelegde vraag, op grond van het belastingverdrag geen heffingsrecht heeft en een inhoudingsplichtige toch dividendbelasting heeft ingehouden op de inkoopopbrengst dan geldt het volgende. De inhoudingsplichtige kan in bezwaar (en beroep) komen tegen de afdracht van dividendbelasting. De belastingplichtige kan in bezwaar (en beroep) komen tegen de inhouding door de inhoudingsplichtige.

Indien het bezwaar (niet-verschoonbaar) buiten de wettelijke termijn is ontvangen, kan het bezwaar als een verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling worden genomen, mits wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden.

NB: Aangezien het heffingsrecht op basis van het vermogenswinstartikel en niet op basis van het dividendartikel niet aan Nederland is toegewezen, zijn de uitvoeringsvoorschriften bij het dividendartikel van de verdragen niet van toepassing. Dat betekent niet alleen dat er geen vergunning vereist is voor verdragstoepassing, maar ook dat de in uitvoeringsvoorschriften beschreven teruggaafprocedures niet van toepassing zijn. De verdragsvoordelen kunnen in de onderhavige casus dus alleen worden geclaimd door bezwaar tegen de inhouding respectievelijk afdracht te maken dan wel een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen.

NNB: Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op liquidatie-uitkeringen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b Wet DB en artikel 4.16, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001.

Deel deze pagina

Op deze pagina