Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2024:1 Artikel 10a Wet DB 1965 en gedeeltelijke verrekening in woonstaat

Aanleiding

X BV koopt (eigen) aandelen in van meerdere, in het buitenland woonachtige, natuurlijke personen. De ingekochte aandelen betreffen belangen van minder dan 5%.

Ter zake van de inkoop van aandelen houdt X BV dividendbelasting in op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) en draagt deze dividendbelasting af.

De van toepassing zijnde belastingverdragen beperken Nederland niet in het heffingsrecht over deze inkoop van aandelen (zie het standpunt van de Kennisgroep IBR Vpb & winst met nummer KG:040:2024:2 ('Nederland hoeft op grond van belastingverdragen geen vermindering van dividendbelasting te verlenen bij inkoop van aandelen)). De verdragen voorzien wel in een recht op verrekening in de woonstaat. In de woonstaat kan de dividendbelasting echter slechts worden verrekend voor zover die ziet op het subjectieve voordeel dat de betreffende aandeelhouder geniet. Als gevolg daarvan kunnen de betreffende aandeelhouders de Nederlandse dividendbelasting in hun woonstaat niet volledig verrekenen.

De aandeelhouders verzoeken vervolgens om een teruggaaf van dividendbelasting voor het niet verrekende bedrag in de woonstaat op grond van artikel 10a Wet DB 1965.

Vraag

Dient bij de berekening van een teruggaaf van dividendbelasting op grond van artikel 10a Wet DB 1965 rekening te worden gehouden met een gedeeltelijke verrekening van de dividendbelasting in de woonstaat van de aandeelhouder?

Antwoord

Nee, op grond van artikel 10a, vijfde lid, Wet DB 1965 wordt de teruggaaf niet verleend indien de aandeelhouder voor het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag aan dividendbelasting recht heeft op volledige verrekening in zijn woonstaat, op grond van een tussen Nederland en die woonstaat gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Een gedeeltelijke verrekening van dat bedrag staat niet aan teruggaaf in de weg en vermindert evenmin het terug te geven bedrag.

Beschouwing

Op grond van artikel 10a, eerste of tweede lid, Wet DB 1965 wordt aan een natuurlijke persoon op zijn verzoek teruggaaf verleend van de in een kalenderjaar ingehouden dividendbelasting ten aanzien van opbrengsten waarvoor die natuurlijke persoon niet belastingplichtig is voor de inkomstenbelasting, voor zover deze dividendbelasting na vermindering met andere teruggaaf op basis van de wet of een door Nederland gesloten belastingverdrag hoger is dan de inkomstenbelasting die verschuldigd zou zijn indien die natuurlijke persoon woonachtig zou zijn in Nederland.

Op basis van het zesde lid worden er bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot het bepalen van de inkomstenbelasting die verschuldigd zou zijn indien de natuurlijke persoon woonachtig zou zijn in Nederland. Deze regels zijn terug te vinden in artikel 3 van de Uitvoeringsbeschikking dividendbelasting 1965 (hierna: UBDB 1965).

Volgens laatstgenoemd artikel moeten voor het bepalen van de inkomstenbelasting die verschuldigd zou zijn als voordeel uit sparen en beleggen indien de natuurlijke persoon woonachtig zou zijn in Nederland alle aandelen, winstbewijzen, kapitaalverstrekkingen en geldleningen als bedoeld in artikel 1 Wet DB 1965 in aanmerking worden genomen en blijven overige bezitten en schulden buiten beschouwing. Tevens wordt rekening gehouden met het heffingvrije vermogen, voor zover dat niet reeds bij diezelfde natuurlijke persoon in aanmerking is genomen.

Indien het bedrag dat is berekend op grond van artikel 3 UBDB 1965 minder bedraagt dan de ingehouden dividendbelasting komt het verschil op grond van artikel 10a, eerste dan wel tweede lid, Wet DB voor teruggaaf in aanmerking.

Artikel 10a, vijfde lid, Wet DB bepaalt echter dat deze teruggaaf niet wordt verleend indien de natuurlijke persoon voor het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag aan dividendbelasting recht heeft op volledige verrekening in zijn woonstaat, op grond van een tussen Nederland en die woonstaat gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting (artikel 10a, vijfde lid, Wet DB 1965).

In de onderhavige situatie kunnen de aandeelhouders het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag in hun woonstaat niet volledig verrekenen. Het vijfde lid staat derhalve niet in de weg aan de teruggaaf.

Dit volgt niet alleen uit de wettekst, maar ook uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 3, p. 84):

“Op grond van de in het algemeen deel van deze memorie genoemde jurisprudentie hoeft geen teruggaaf van ingehouden dividendbelasting verleend te worden indien sprake is van neutralisatie. Deze uitzondering is opgenomen in het voorgestelde artikel 10a, vijfde lid, van de Wet DB 1965. Van neutralisatie is sprake indien de niet-ingezeten natuurlijke persoon of het niet-ingezeten lichaam ten aanzien van de ten laste van hem ingehouden dividendbelasting recht heeft op volledige verrekening in de woonstaat, onderscheidenlijk vestigingsstaat, op grond van een tussen Nederland en die woonstaat, onderscheidenlijk vestigingsstaat, van toepassing zijnde verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. In het in de toelichting op artikel I, onderdeel H, genoemde beleidsbesluit van 25 april 2016 is aangegeven dat er ook geen teruggaaf wordt gegeven indien de mogelijkheid bestaat het recht op verrekening van dividendbelasting in de andere staat voort te wentelen naar een later jaar. Timingverschillen, mits redelijk, en daarmee cashflowverschillen staan niet in de weg aan een rechtsgeldige neutralisatie in een ander jaar dan het jaar waarin het nadeel zich voordoet.”

Aangezien er geen sprake is van een volledige verrekening (neutralisatie) staat artikel 10a, vijfde lid, Wet DB 1965 niet in de weg aan het verlenen van een teruggaaf van het verschil tussen het hogere bedrag aan ingehouden dividendbelasting en de inkomstenbelasting die de natuurlijke persoon verschuldigd zou zijn indien deze woonachtig zou zijn in Nederland.

Deel deze pagina

Op deze pagina