KG:040:2024:2 Nederland hoeft op grond van belastingverdragen geen vermindering van dividendbelasting te verlenen bij inkoop van aandelen
Aanleiding
De natuurlijke personen A en B, woonachtig in Duitsland en Zwitserland, hebben elk een aandelenbelang van minder dan 5% in X BV. X BV is een in Nederland gevestigde, niet-beursgenoteerde vennootschap. De aandelen worden ingekocht (anders dan ter tijdelijke belegging).
Per aandeel bedraagt:
- de verkrijgingsprijs € 135;
- de inkoopprijs € 175;
- het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal € 75.
Vanwege de inkoop is Nederlandse dividendbelasting verschuldigd over het verschil tussen de inkoopprijs en het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal. Dat is per aandeel: 15% x (€ 175 -/- € 75) = € 15.
Het voordeel waarover dividendbelasting wordt geheven (€ 100) is dus hoger dan het feitelijk door A en B behaalde voordeel (€ 40).
Duitsland en Zwitserland betrekken de inkomsten uit de inkoop bij A en B in de heffing. Beide landen verlenen daarbij verrekening voor de ingehouden Nederlandse dividendbelasting. Zij beperken die verrekening echter tot de dividendbelasting die betrekking heeft op het verschil tussen inkoopprijs en verkrijgingsprijs: 15% x (€ 175 -/- € 135) = € 6.
Vraag
Dient Nederland op basis van het Verdrag Nederland-Duitsland 2012 en/of het Verdrag Nederland-Zwitserland 2010 aan A en/of B een vermindering van dividendbelasting te verlenen ad € 9?
Antwoord
Nee, deze verdragen verplichten Nederland niet om de ingehouden dividendbelasting te verminderen.
Beschouwing
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) is bij de inkoop van aandelen dividendbelasting verschuldigd over hetgeen ‘wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal’.
In de notitie Inhouding Dividendbelasting onder Verdragen van september 2015 van de Directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen, openbaar gemaakt via https://open.overheid.nl/documenten/e3dc036a-c90a-4aa1-acbe-550960dd247a/file, p. 31 e.v., wordt ingegaan op de kwalificatie van inkoop van aandelen onder verdragen. Zoals uiteengezet in die notitie moet eerst worden nagegaan of het belastingverdrag of het protocol bij het verdrag een bepaling kent die de inkoop van aandelen definieert.
Artikel XIV van Protocol bij het verdrag Nederland-Zwitserland en artikel X van het Protocol bij het verdrag Nederland-Duitsland luiden als volgt:
“Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam, worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.”
Onder deze verdragen geldt dus dat de inkoop van aandelen wordt behandeld als inkomsten uit aandelen en wordt bestreken door het dividendartikel en niet door het vermogenswinstartikel.
Op grond van het dividendartikel mag Nederland als bronstaat 15% belasting heffen over de door A en B ontvangen inkomsten in verband met de inkoop van aandelen door X BV.
De verdragen schrijven niet voor hoe die inkomsten moeten worden berekend. Ook in de Memorie van Toelichting wordt hier niet bij stilgestaan. Zie voor het Verdrag Nederland-Duitsland Kamerstukken II 2012/23, 33615, nr. 3, p. 20 en voor het Verdrag Nederland-Zwitserland Kamerstukken II 2010/11, 32536, nr. 3, p. 14.
In dat geval dient op grond van artikel 3, tweede lid, van beide verdragen te worden gekeken naar de betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van de betreffende staat, tenzij de context anders vereist.
Uit Hoge Raad 12 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0450, volgt dat daarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan de wet op basis waarvan de betreffende belastingplichtige ter zake van het voordeel in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken alsmede aan de daarbij gehanteerde maatstaven.
Omdat A en B geen Nederlands inkomen genieten zijn zij niet belastingplichtig voor de Wet inkomstenbelasting 2001. Op hen is alleen de Wet DB 1965 van toepassing. Voor de Wet DB 1965 is de belastbare opbrengst hetgeen bij inkoop van aandelen wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal. Dit is met ingang van 1 januari 2001 uitdrukkelijk in de Wet DB 1965 opgenomen.
De onderhavige heffing van dividendbelasting strookt dus met beide verdragen. Nederland is niet gehouden deze te verminderen.
Zie voor de toepassing van de teruggaveregeling van artikel 10a Wet DB 1965 in een dergelijke situatie het standpunt van de Kennisgroep dividendbelasting & bronbelasting met nummer KG:024:2024:1 (‘Artikel 10a Wet DB 1965 en gedeeltelijke verrekening in woonstaat’).