KG:041:2024:3 30%-regeling, versobering, verlaging maximale vergoeding in loontijdvak
Aanleiding
Met ingang van 1 januari 2024 wordt bij de toepassing van de 30%-regeling na 20 maanden de 30%-vergoeding gemaximeerd tot een 20%-vergoeding en na de volgende 20 maanden een 10%-vergoeding. Als de 30%-beschikking een ingangsdatum kent gedurende een loontijdvak loopt de 20-maandsperiode af in de loop van het loontijdvak.
Vraag
Hoe moet het van toepassing zijnde percentage van artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) berekend worden als in de loop van de maand een 20-maandsperiode is verstreken?
Antwoord
Als het loon uitbetaald wordt over een periode dat de 30%-regeling van toepassing is, dan kan op het loon dat ziet op de periode dat het hogere percentage van toepassing is dit hogere percentage worden toegepast. Op het loon dat ziet op de periode dat het lagere percentage van toepassing is, moet het lagere percentage worden toegepast.
Beschouwing
In artikel 31a, achtste lid, Wet LB 1964 is bepaald dat het percentage van 30 voor de toepassing van de 30%-regeling ten hoogste voor 20 maanden kan worden toegepast. Voor de daaropvolgende periode van ten hoogste 20 maanden kan maximaal een percentage van 20 worden toegepast en de daaropvolgende periode van ten hoogste 20 maanden maximaal een percentage van 10.
De 20-maandsperioden dienen evenals de looptijd van de bewijsregel gerekend te worden vanaf de eerste tewerkstelling van de ingekomen werknemer door de (eerste) inhoudingsplichtige.
Dit brengt met zich mee dat de diverse percentages in een loontijdvak waarin de termijn van 20 maanden in de loop van de maand verstrijkt, toegerekend moeten worden aan het loon dat ziet op de beide periodes van 20 maanden.
Indien en voor zover het loon niet specifiek toe te rekenen is, mag een breuk op het loon toegepast worden. Die breuk moet recht doen aan de toerekening van het loon. De toerekening kan dan plaatsvinden op basis van het herleidingsvoorschrift voor de loontijdvakken van artikel 25 Wet LB 1964.
De specifieke feiten en omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een andere toerekening (vergelijk ook KG:041:2023:6 Artikel 10ea UBLB en einde looptijd 30%-regeling).