KG:070:2023:21 Bemiddelingskosten bij een direct ingaande lijfrente
Aanleiding
De belastingplichtige wil bij het bereiken van de expiratie-/einddatum van een afgesloten lijfrentecontract een direct ingaande lijfrente afsluiten. De belastingplichtige kan deze lijfrente online afsluiten zonder tussenkomst van een deskundige als de belastingplichtige zelf een kennis- en ervaringstoets (hierna: KET) aflegt. Met een deskundige wordt bedoeld een persoon die beschikt over een vergunning om te mogen bemiddelen in de zin van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft). Niet alle lijfrente-aanbieders bieden online een KET aan waardoor de belastingplichtige een deskundige moet inschakelen voor de aanvraag van een direct ingaande lijfrente. De belastingplichtige kan er ook voor kiezen om een aangeboden KET niet zelf af te leggen en in plaats daarvan een deskundige in te schakelen. In beide situaties betaalt de belastingplichtige bemiddelingskosten voor bijstand door de deskundige.
Vragen
- Zijn de bemiddelingskosten, die de belastingplichtige maakt voor bijstand door een deskundige bij het aanvragen van een direct ingaande lijfrente in beide situaties, aftrekbaar?
- Tot welk bedrag is het gebruikelijk om bemiddelingskosten in aftrek te brengen?
Antwoorden
- Ja, in beide situaties zijn de bemiddelingskosten voor bijstand door een deskundige bij het aanvragen van een direct ingaande lijfrente op grond van artikel 3.108 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) aftrekbaar. Het maakt hierbij niet uit of de belastingplichtige al dan niet gebruik kan maken van een KET.
- De bemiddelingskosten zijn op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001 aftrekbaar voor zover zij in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is. Een bedrag van € 250 kan in dit kader als gebruikelijk worden beschouwd.
Beschouwing
Artikel 3.108 Wet IB 2001 ziet op de aftrekbare kosten die drukken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100, eerste lid, Wet IB 2001. Van aftrek van kosten kan sprake zijn, als de kosten zijn gemaakt voor verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen.
Aftrekbare kosten moeten worden onderscheiden van de niet-aftrekbare kosten tot verwerving van een bron van inkomen (de zogenaamde bronkosten).
Definitie ‘bemiddeling’
In artikel 1:1 Wft is een definitie van het begrip ‘bemiddelen’ opgenomen. De Wft verstaat – voor zover in dit verband van belang – onder bemiddelen:
- "alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet, premiepensioenvordering of verzekering tussen een consument en een aanbieder;
- (…);
- (…); of
- alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering;
- (…)."
Bemiddelingskosten
In beide in de aanleiding geschetste situaties schakelt de belastingplichtige een deskundige in, om ter uitvoering van een al bestaand lijfrentecontract een direct ingaande lijfrente af te sluiten. De bemiddelingskosten voor de deskundige maakt de belastingplichtige in die gevallen met het doel direct de periodieke uitkeringen uit een al bestaand lijfrentecontract te verwerven. Daarbij valt te denken aan distributie-/aansluitkosten en kosten in verband met de attestatie de vita (schriftelijk bewijs van in leven zijn). Dit zijn de kosten die noodzakelijkerwijs zijn verbonden aan het tot stand brengen van een lijfrentecontract tussen de belastingplichtige en de lijfrente-uitvoerder. Deze kosten worden in de geschetste situaties dus gemaakt ter verwerving van de periodieke lijfrente-uitkeringen en zijn daarmee aftrekbaar op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001 voor zover zij in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is. Een bedrag van € 250 kan in dat kader als gebruikelijk worden beschouwd.
Het maakt niet uit of de lijfrente-aanbieder wel of geen KET aanbiedt. In beide situaties wordt namelijk een deskundige ingeschakeld om de direct ingaande lijfrente af te sluiten. De in dat verband gemaakte kosten zien dan op de verwerving van de lijfrente-uitkeringen.
Bemiddelingskosten die worden gemaakt om een direct ingaande lijfrente af te sluiten, terwijl geen sprake is van (de uitvoering van) een al bestaand lijfrentecontract, zijn niet aftrekbaar. Dit zijn immers bronkosten. Deze kosten worden dus niet gemaakt voor het verwerven van periodieke (lijfrente-)uitkeringen uit een al bestaande bron. Daarom zijn deze kosten niet aftrekbaar op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001. Datzelfde geldt voor advieskosten die worden gemaakt in verband met een (af te sluiten) lijfrente.
Let op:
Bemiddelingskosten die worden gemaakt om een uitgestelde lijfrente af te sluiten, zijn geen kosten gemaakt ter verwerving van periodieke uitkeringen. Daarom zijn deze kosten niet aftrekbaar op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001. Datzelfde geldt voor de productkosten die de aanbieder verwerkt bij het vaststellen van de lijfrente-uitkeringen.
Intrekking
Met dit standpunt wordt het standpunt KG:070:2023:07 ingetrokken.