Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2024:3 Aanpassing auto die niet op naam staat en uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aanleiding

Een belastingplichtige is gehandicapt en rolstoelgebonden. Hij koopt een auto die hij vervolgens voor € 10.000 laat aanpassen om de auto geschikt te maken voor het vervoer van een rolstoel. Belastingplichtige kan niet zelf auto rijden en heeft geen rijbewijs. De auto wordt op naam gezet van een van de ouders van de belastingplichtige, omdat de auto anders niet kan worden verzekerd. De ouders vervoeren de zoon als hij daar behoefte aan heeft. De ouders en zoon wonen niet op hetzelfde adres.

Vraag

Komen de kosten voor het wegens ziekte of invaliditeit aanpassen van een auto bij belastingplichtige in aanmerking als uitgaven voor specifieke zorgkosten als de auto niet op naam van belastingplichtige staat geregistreerd?

Antwoord

Ja. Aanpassingen die in verband met ziekte of invaliditeit worden aangebracht aan een auto, kunnen kwalificeren als uitgaven voor een ander hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Hiervoor is niet vereist dat de auto op naam van de belastingplichtige staat. Belastingplichtige kan de afschrijvingskosten voor de aanpassing aan de auto in aanmerking nemen als uitgaven voor specifieke zorgkosten als ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Indien de aanpassing aan de auto specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en hierdoor geen of slechts een geringe marktwaarde heeft, kan het bedrag ineens in het jaar van de uitgave in aanmerking worden genomen. 

Beschouwing

Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 worden uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor andere hulpmiddelen aangemerkt als uitgaven voor specifieke zorgkosten, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanig aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt.

Aanpassingen aan hulpmiddelen

Uit de Toelichting bij het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 12 maart 2003, Stb. 2003, 112, p. 5-6 blijkt dat een aantal aanpassingen aan een auto als hulpmiddel kan worden aangemerkt:

“Een aantal aanpassingen aan auto’s kan wel als hulpmiddel worden aangemerkt. Bijvoorbeeld handgas (niet te verwarren met cruise-control) in een auto wordt hoofdzakelijk door zieke en/of gehandicapte personen gebruikt waardoor het wel als hulpmiddel kan worden aangemerkt. Maar stuurbekrachtiging in een auto kan niet als hulpmiddel worden aangemerkt, aangezien stuurbekrachtiging inmiddels in de regel tot de standaarduitrusting van een auto behoort. De voorbeelden in deze toelichting zijn geen limitatieve opsomming”.

In de onderhavige casus zien de aanpassingen van de auto op het geschikt maken van het vervoer van een rolstoel. Dergelijke aanpassingen voldoen aan het hoofdzakelijkheidscriterium dat is opgenomen in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001.

Eigendom van de belastingplichtige is niet van belang

Artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 vereist niet dat de auto die wordt aangepast eigendom is van de belastingplichtige.

Uit vraag 3.13.6 van het inmiddels vervallen besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 januari 2010, Stcrt. 2010, 1307, volgt dat het niet van belang is dat belastingplichtige het eigendom van een hulpmiddel heeft. Bij deze vraag ging het om een aanpassing aan een huurwoning in verband met de invaliditeit van belastingplichtige, waarbij belastingplichtige de kosten voor de aanpassing voor zijn rekening nam. De staatssecretaris geeft aan dat het niet van belang is dat het een woning van een derde betreft. Dit standpunt is in het hierop volgend besluit komen te vervallen in verband met het voorlichtend karakter (zie het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 4 april 2013, Stcrt. 2013, 9571). Dit standpunt heeft per 1 januari 2014 in zoverre zijn belang verloren, omdat door een wetswijziging woningaanpassingen niet meer als uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn aan te merken, maar behoudt zijn belang voor de vraag voor aanpassingen aan andere hulpmiddelen (zoals een auto).

Afschrijvingskosten in aanmerking nemen

Voor bepaalde (kostbare) hulpmiddelen kan de aanschafwaarde niet in één keer volledig in aftrek worden gebracht als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Op 12 november 2010 heeft de Hoge Raad in een arrest over de buitengewone uitgavenregeling geoordeeld dat op de aanschafwaarde van een scootmobiel dient te worden afgeschreven (HR 12 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO3629). In r.o. 3.1.1 oordeelt de Hoge Raad:

“De uitgaven voor een betrekkelijk kostbaar hulpmiddel dat gedurende een reeks van jaren kan worden gebruikt, kunnen slechts dan in het jaar van aanschaf volledig tot de buitengewone uitgaven worden gerekend indien dat hulpmiddel specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en dientengevolge geen of slechts een geringe marktwaarde heeft. In andere gevallen dient slechts de waardeverandering die het hulpmiddel als gevolg van het gebruik in verband met de ziekte of invaliditeit ondergaat, tot de buitengewone uitgaven te worden gerekend.”

NB: In dit belastingjaar uit deze procedure was de huidige uitzondering voor scootmobielen, zoals neergelegd in artikel 6.17, tweede lid, onderdeel 2, Wet IB 2001, nog niet van toepassing.

Hieruit volgt dat op een betrekkelijk kostbaar hulpmiddel, zoals de autoaanpassing uit de casus, dient te worden afschreven, tenzij het hulpmiddel specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en daardoor geen of een geringe marktwaarde heeft. Dan kan de aanschafwaarde volledig in het jaar van betaling in aftrek worden genomen (zie ook: KG:202:2022:5).

Overige voorwaarden

Voor het in aanmerking nemen van uitgaven voor hulpmiddelen als uitgaven voor specifieke zorgkosten moet ook aan de overige voorwaarden voor aftrek zijn voldaan. De uitgaven moeten op grond van artikel 6.1 Wet IB 2001 op de belastingplichtige drukken en de belastingplichtige moet zich redelijkerwijs gedrongen hebben kunnen voelen tot het doen van de uitgaven. Daarnaast moeten de uitgaven ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef, Wet IB 2001, zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit van personen die behoren tot de kring van personen als bedoeld in artikel 6.16 Wet IB 2001. Verder kunnen belastingplichtigen de uitgaven voor specifieke zorgkosten enkel in aanmerking nemen indien (of voor zover) geen aftrekbeperking van artikel 6.18 Wet IB 2001 van toepassing is en voor zover de uitgaven meer bedragen dan de drempel van artikel 6.20 Wet IB 2001.

Deel deze pagina