KG:204:2023:23 Overlijdensuitkering
Aanleiding
Een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) geniet pensioen van zijn eigen pensioen-bv. Hij is niet in echte of fictieve dienstbetrekking bij deze bv. De partner[voetnoot 1] van de dga ontvangt na diens overlijden een eenmalige overlijdensuitkering van driemaal het loon van de dga over een maand.
Vraag
Is de vrijstelling voor eenmalige overlijdensuitkeringen van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) van toepassing?
Antwoord
Ja, de uitkering voldoet aan de voorwaarden van de vrijstelling.
Beschouwing
De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, Wet LB 1964 is van toepassing op een eenmalige uitkering ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand. Voorwaarde is dus dat de dga werknemer is op het moment van zijn overlijden. De dga die tot op het moment van zijn overlijden pensioen geniet van zijn eigen bv is een werknemer in de zin van artikel 2, eerste lid, Wet LB 1964. Hij geniet immers loon uit vroegere dienstbetrekking. Artikel 11 geldt ook voor loon uit vroegere dienstbetrekking (zie o.a. Kamerstukken II 1987/88, 20595, nr. 3, p. 70).
Voor toepassing van de vrijstelling hoeft de dga op het moment van overlijden niet in dienstbetrekking te zijn bij zijn eigen bv. Deze voorwaarde wordt niet gesteld in de wet en is ook niet af te leiden uit de Memorie van Toelichting op de invoering van het wetsartikel[voetnoot 2] (Kamerstukken II 1987/88, 20595, nr. 3, p. 72-73). KG:204:2023:3 is niet juist en wordt ingetrokken.
De Staatssecretaris van Financiƫn onderschrijft deze conclusie impliciet in zijn besluit van 27 juni 2023 (Stcrt. 2023, 18570, onderdeel 3.3). Hierin geeft hij aan dat een aanspraak op een overlijdensuitkering die voldoet aan artikel 11, eerste lid, onderdeel m, Wet LB 1964 een pensioenregeling onder voorwaarden[voetnoot 3] niet onzuiver maakt. De vrijstelling kan dus volgens hem van toepassing zijn op een eenmalige uitkering ter zake van het overlijden van een persoon die met pensioen is op het moment van overlijden.
Intrekking
Met dit standpunt wordt het standpunt KG:204:2023:3 ingetrokken.
Voetnoten
[Voetnoot 1, terug naar tekst] In de zin van artikel 1.2 van de Wet IB 2001.
[Voetnoot 2, terug naar tekst] Van artikel 12, onderdeel f, van de Uitvoeringsbeschikking loonbelasting 1972 naar artikel 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB 1964 (tekst 1988).
[Voetnoot 3, terug naar tekst] De aanspraak moet voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling en de pensioenregeling (waarin het recht is opgenomen) voldoet voor het overige aan de eisen die de Wet LB 1964 daaraan stelt (of is voor het overige aangewezen als pensioenregeling in de zin van de Wet LB 1964). Zie onderdeel 3.3 van het besluit van 27 juni 2023.