KG:213:2025:4 Extra afschrijven of afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde
Publicatiedatum 28-05-2025, 11:55 | Laatste update 28-05-2025, 11:55 |
Aanleiding
Een woningcorporatie heeft overeenkomstig het kennisgroepstandpunt KG:213:2022:1 een passiefpost gevormd. De woningcorporatie houdt zich aan de aangegane verplichting, sloopt de oude woningen en bouwt hier nieuwe voor terug.
Voorafgaand aan de beslissing tot sloop wil de woningcorporatie een extra afschrijving, dan wel een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde ten laste van haar resultaat brengen.
Hierbij komen de volgende vragen op.
Vragen
- Bestaat er een rangorde tussen een extra afschrijving en afwaardering naar lagere bedrijfswaarde bij een beschadigd bedrijfsmiddel?
- Zijn er omstandigheden aan te wijzen waarbij je extra kunt afschrijven?
- Sluit een extra afschrijving een verdere afwaardering naar lagere bedrijfswaarde uit?
Antwoorden
- Ja, indien de schade aan het bedrijfsmiddel voldoet aan de omschrijving van de Hoge Raad in zijn arrest van 3 maart 1954 (ECLI:NL:HR:1954:AY4074) moet er (eerst) extra worden afgeschreven.
- Ja, uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat sprake moet zijn van een:
- abnormale omstandigheid, die leidt tot een;
- aanzienlijke waardevermindering; en
- de herstelkosten zijn aan te merken als kapitaalsuitgaven.
- Nee, er zijn omstandigheden denkbaar dat er na een extra-afschrijving kan worden afgewaardeerd naar lagere bedrijfswaarde.
Beschouwing
Vraag 1 en 2
Het onderscheid tussen de extra afschrijving en de afwaardering naar lagere bedrijfswaarde komt voort uit de beantwoording van de vraag of sprake is van een abnormale gebeurtenis die leidt tot een aanzienlijke waardevermindering, waarvan de herstelkosten aan te merken zijn als kapitaalsuitgaven (HR 27 april 1949, B. 8631, HR 21 juni 1950, ECLI:NL:HR:1950:222 en HR 3 maart 1954, ECLI:NL:HR:1954:AY4074).
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 februari 1956 (ECLI:NL:HR:1956:AY2002) een waardering op de lagere bedrijfswaarde toegestaan, wanneer de kostprijs minus afschrijvingen op een hoger bedrag uitkomt.
De rangorde tussen deze twee leerstukken wordt bepaald door de feiten en omstandigheden. Als sprake is van een abnormale gebeurtenis die leidt tot een aanzienlijke waardevermindering, waarvan de herstelkosten zijn aan te merken als kapitaalsuitgaven, dan dient een extra afschrijving genomen te worden. De bedrijfswaarde van het bedrijfsmiddel speelt geen rol in deze beoordeling.
In gevallen waar wel sprake is van een aanzienlijke waardevermindering, maar niet van een abnormale omstandigheid voor een extra afschrijving resteert enkel de mogelijkheid om af te waarderen (mits aan de voorwaarden wordt voldaan).
Vraag 3
Zoals ook hierboven aangehaald heeft de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 februari 1956 (ECLI:NL:HR:1956:AY2002) een waardering op de lagere bedrijfswaarde toegestaan, wanneer de kostprijs minus afschrijvingen op een hoger bedrag uitkomt.
Hieruit volgt eveneens dat een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde mogelijk is, indien de waarde van het bedrijfsmiddel na de extra afschrijving meer bedraagt dan de lagere bedrijfswaarde.
Voorbeeld 1
Stel dat een fabriek door een aardbeving deels beschadigd raakt en dat nog maar een kwart van de productiecapaciteit gebruikt wordt. In beginsel vindt er geen herstel plaats. Als het herstel wel plaatsvindt dan is de lagere bedrijfswaarde slechts tijdelijk en niet duurzaam, een afwaardering is dan niet mogelijk.
Boekwaarde | 100 |
WEV voor aardbeving | 600 |
Waardevermindering | 400 |
Restwaarde | 0 |
Lagere bedrijfswaarde (o.b.v. een kwart van de productiecapaciteit, stel 25% van 600) | 150 |
De extra afschrijving = 100 / 600 * 400 = 66. Deze extra afschrijving wordt berekend door het verschil tussen de boekwaarde en de restwaarde te vermenigvuldigen met de waardevermindering en vervolgens het geheel te delen door het verschil tussen de werkelijke waarde vóór de gebeurtenis en de restwaarde (vgl. HR 21 juni 1950, ECLI:NL:HR:1950:222).
De boekwaarde wordt 100 - 66 = 34. De bedrijfswaarde is groter dan de boekwaarde, dus vindt er geen verdere afwaardering plaats.
Voorbeeld 2
Boekwaarde | 500 |
WEV voor aardbeving | 600 |
Waardevermindering | 400 |
Restwaarde | 0 |
Lagere bedrijfswaarde (o.b.v. een kwart van de productiecapaciteit, stel 25% van 600) | 150 |
De extra afschrijving is in dit voorbeeld 500 / 600 * 400 = 333. De boekwaarde wordt dan 500 - 333 = 167. De bedrijfswaarde is in dit geval lager dan de boekwaarde, dus vindt er een verdere afwaardering plaats naar de lagere bedrijfswaarde van 150. Dit levert een additioneel verlies op van 17.