KG:213:2025:6 Toerekening subsidie aan waardevermindering bedrijfsmiddel
Publicatiedatum 28-05-2025, 15:19 | Laatste update 28-05-2025, 15:20 |
Aanleiding
Een woningcorporatie ontvangt een vergoeding van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) in het kader van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen (hierna: subsidieregeling). Deze subsidieregeling is een uitwerking van een politieke en maatschappelijke wens om de inwoners van het aardbevingsgebied in de provincie Groningen tegemoet te komen en te investeren in toekomstbestendige woningen. Verder moet de subsidieregeling worden bezien in het licht van het versterkingsprogramma. De eigenaren van woningen bevinden zich in verschillende situaties, daarom is in de subsidieregeling een variatie aangebracht in de hoogte van het subsidiebedrag en met welk doel het moet worden gebruikt.
De woningcorporatie heeft in het specifieke geval een subsidie gekregen voor de volgende activiteiten: de kosten van verduurzaming, onderhoud en/of voor verbetering van een gebouw als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de subsidieregeling.
Aan deze subsidieverlening is (onder meer) de volgende verplichting gekoppeld:
"Voor de besteding van de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw geldt dat de activiteiten binnen 36 maanden moeten zijn uitgevoerd, gerekend vanaf het moment van geven van de beschikking tot subsidieverlening."
De woningen in het aardbevingsgebied kunnen – los van de subsidieregeling – onder omstandigheden worden afgewaardeerd naar lagere bedrijfswaarde omdat er schade aan de woning is ontstaan. Verder is in KG:213:2022:1 het standpunt ingenomen dat, als tegenover de subsidie of schadevergoeding een verplichting staat, in voorkomende gevallen een passiefpost gevormd kan worden.
Vraag
Dient (een deel van) van de subsidie toegerekend te worden aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel?
Antwoord
Nee, (een deel van) de subsidie dient niet te worden toegerekend aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel omdat er onvoldoende verband aanwezig is tussen de subsidie en de waardevermindering.
Beschouwing
De subsidieregeling heeft een gemengd karakter. In het subsidiebesluit staat dat de subsidie wordt verleend voor de kosten van verduurzaming, onderhoud en/of voor verbetering. Verder staat opgenomen dat de subsidie verleend wordt indien de woning gelegen is in een postcodegebied waarbinnen “het Instituut [Mijnbouwschade Groningen] schade door waardedaling vergoedt”. Ten slotte mag de woning geen deel uitmaken van het versterkingsprogramma. Volgens de subsidieregeling is hier sprake van een zogenaamde "blok E"-doelgroep, omdat deze woningen niet zijn opgenomen in het versterkingsprogramma. Deze "blok E"-doelgroep heeft als ondertitel "Investeren in toekomstperspectief" en in de toelichtende paragraaf is onder meer het volgende opgenomen:
“Dit onderdeel van de regeling kent een ander karakter doordat het niet direct verbonden is aan de versterkingsoperatie. Daarnaast wordt met dit blok beoogd de Groningse gebouwvoorraad een impuls te geven.”
Vooropgesteld, in het subsidiebesluit wordt geen gedeelte aangewezen dat direct is verleend ter compensatie van waardedaling door aardbevingsschade. Daarbij kan het gedeelte dat ziet op "verduurzaming" en "onderhoud" naar zijn aard niet in verband worden gebracht met een compensatie voor waardedaling door aardbevingsschade. Blijft over dat het subsidiegedeelte dat wordt verleend in de categorie ‘verbetering’ mogelijk in verband kan worden gebracht met een compensatie voor de waardedaling door de aardbevingsschade.
De subsidieregeling (voor "blok E" in het bijzonder) ademt een ruimhartige compensatie voor de woningen in een bepaalde regio, zonder een verband te leggen met een waardeverlies veroorzaakt door aardbevingsschade. Dat wordt onderstreept omdat de woningen niet tot de versterkingsoperatie behoren en omdat de subsidieregeling tot doel heeft de gebouwenvoorraad een impuls te geven. Ook hangt de omvang van de subsidie niet samen met de omvang van de waardedaling. Dit brengt met zich mee dat het verband tussen de waardedaling (door aardbevingsschade) en de subsidie onvoldoende is om een eventuele afwaardering naar lagere bedrijfswaarde te dempen met de ontvangen subsidie. Dat een deel van de subsidie wordt verstrekt in het kader van verbetering, doet daar niets aan af.
De conclusie luidt dat er geen toerekening is van de subsidie aan de waardevermindering van het bedrijfsmiddel (de woning).